donderdag 27 september 2012

[review] Efterklang - Piramida

Het Deense Efterklang is wellicht niet heel erg bekend bij het grote publiek, maar heeft in de loop der jaren een solide live reputatie opgebouwd. De band maakt een mix tussen pop, elektronica en klassiek en ze treden dan ook regelmatig op met een volledig orkest.
Piramida is de opvolger van het ietwat teleurstellende Magic Chairs uit 2010. Destijds werd de ambient van de eerste platen vaarwel gezegd en ingeruild voor een wat poppy – maar nooit simpele - variant. De heren hebben een mix weten te maken van pop melodieën met eigenwijze elektronica en traditionele instrumenten.

Het album heeft tijd nodig, maar wie zich openstelt zal snel meegenomen worden naar de bijzondere wereld die Efterklang weet te scheppen met haar muziek. Het is van begin tot eind bijzonder sfeervol – zanger Casper Clausen heeft een rustgevende heldere stem die zowel melancholiek als euforisch kan klinken. De nummers - lees: composities - zijn rijk aan details en met elke luisterbeurt valt er weer iets nieuws te ontdekken.

Opener Hollow Mountain neemt je mee naar de wonderlijke, ijzige sprookjeswereld van Efterklang, die in het verleden veel werd vergeleken met Múm en Sigur Rós. Elementen daarvan zijn nog wel terug te horen (bijvoorbeeld het dromerige Dreams Today), maar er zijn nu andere associaties die boven komen drijven. Zo heeft Told To Be Fine een Amnesiac- vibe (mede door de marimba) en heeft afsluiter Monument synthesizers en zang die doen denken aan het laatste werk van Bon Iver.

Eén van de absolute hoogtepunten van de plaat is het repetitieve Sedna waarin de luisteraar wordt ondergedompeld in een donkere, sfeervolle wereld. De instrumentatie, met name in het intro, doet denken aan de arrangementen van Sufjan Stevens ten tijde van Illinois en dit geldt voor meerdere nummers op de plaat. Er staan eigenlijk geen missers op: zo is Black Summer soulvol, kan er bijna gedanst worden op Apples en is het goed wegdromen met Between the Walls.

Het repetitieve The Ghost werkt haast bezwerend: de subtiele opbouw (met blazers die niet hadden misstaan op het eerder genoemde Amnesiac van Radiohead) in combinatie met de steeds herhalende zanglijn en het opkomende koortje brengt de luisteraar dichtbij een staat van trance.

Wat Efterklang bijzonder maakt is de uitgebalanceerde mix van klassiek en elektronica: er wordt gebruik gemaakt van een grote verscheidenheid aan instrumenten waaronder marimba, blazers, strijkers, synthesizers en drums. Dit wordt gecombineerd met achtergrondkoortjes en nergens klinkt het ‘over the top’: de band doseert op de juiste wijze. Piramida is een sfeervol, gedetailleerd en meeslepend luisteralbum dat misschien wat meer tijd nodig heeft. Het album van deze sympathieke Denen is uitermate geschikt voor de herfst en winter, want wie wil er nou niet meegenomen worden naar een ijzige sprookjeswereld vol mooie composities?

maandag 24 september 2012

[review] Mumford & Sons - Babel

In 2009 maakte Nederland –en de rest van de wereld – kennis met de Britse band Mumford & Sons, die in minder dan een jaar (!) tijd van de bovenzaal van Crossing Border en Doornroosje Nijmegen doorstootten naar de Alpha tent op Lowlands en de Heineken Music Hall in Amsterdam. Dit deden ze met aanstekelijke, meezingbare en radiovriendelijke folk- pop gemixt met bluegrass. Zelfs de grootste banjo- hater zong destijds mee met megahit Little Lion Man en de band werd geadopteerd door vele radiozenders, en dan vooral 3FM. De banjo was niet langer een suf, stoffig instrument, maar juist een garantie voor een feest – want dat zijn de concerten van Mumford & Sons.

Nu is het dan eindelijk zover: het vervolg op succesalbum Sigh No More is er. Babel knalt er meteen goed in, het titelnummer bevat alle elementen die de band 3 jaar geleden populair maakte bij het grote publiek. De banjo is wederom volop aanwezig en Marcus Mumford’s stem lijkt iets rauwer geworden. Hoe hij “I’m gonna tear them down” schreeuwt snijdt dwars door de ziel, en we geloven hem op z’n woord.

Helemaal nieuw is Babel niet: Whispers in the Dark werd voor het eerst live gespeeld tijdens de Sigh No More tour en is daarmee een van de ‘oudjes’ op het album. Ze hebben het goed uitgewerkt en er zit een mooie opbouw in – inclusief opkomende banjo en bijpassende stemmige koortjes. Ook hebben we al kennis gemaakt met de eerste single, I Will Wait. Een enorm catchy nummer dat ongetwijfeld grijsgedraaid zal worden op de radio. Het is weinig subtiel, maar wel lekker en vooral goed mee te zingen. Bij dit nummer komen de eerste stadion- associaties naar boven: het hele album is wat grootser aangepakt wat de meeklap- en zingbaarheid ten goede is gekomen.

Holland Road is ook single materiaal en volgt ongeveer hetzelfde patroon als de voorganger. De ingrediënten snel – langzaam – snel, samenzang, trompetje, banjo en aaaaaah’s kunnen ook hier afgevinkt worden. Het resulteert in een fijn nummer, maar de inwisselbaarheid kan niet ontkend worden. Hetzelfde geldt voor Hopeless Wanderer en Lover of the Light: live favorieten in de dop. Gelukkig wordt het ‘geweld’ van het begin onderbroken door Ghosts That We Knew. Dit welkome rustpunt is een prachtige emotionele ballade met een mooie tekst.

"So give me hope in the darkness that I will see the light
Cause oh that gave me such a fright
But I will hold on as long as you like
Just promise me that we'll be alright"


Het tweede ‘oudje’ Lover of the Light is uitgewerkt tot een potentiële live- knaller. Het heeft een bepaalde euforie op het einde dat prima gecombineerd kan worden met vuurwerk of een lichtshow – dat was 3 jaar geleden nog compleet ondenkbaar maar het is echt heel snel gegaan met deze band. Lover’s Eyes is een zwakkere broeder op de plaat: het heeft dezelfde opbouw als veel van zijn voorgangers, maar de rijmende teksten zijn hier storend en dit maakt het tot een inwisselbaar en saai geheel. Het wanhopige liefdesliedje Reminder is helaas wat kort, maar kent een erg mooi refrein. (A constant reminder of where I can find her/ A light that might give out the way/ is all that I'm asking for / without her I'm lost / and my love don't fade away).

Broken Crown doet qua sfeer en intro denken aan Thistle & Weeds van Sigh No More: heerlijk donker. Dit nummer heeft de twijfelachtige eer de vreemdste tekst van Babel te bevatten: I took the rope/ And I fucked it all away. Geen idee wat we dáár mee moeten..
Below My Feet is wederom een subtiel opgebouwd nummer en bereikt een climax die het ongetwijfeld goed gaat doen live. Helaas is de afsluiter Not With Haste een saai en tekstueel zwak nummer, “This ain't no sham/ I am what I am/ I leave no ties/ For a cynic’s mind” hoort nou niet bepaald tot het sterkste dat Marcus Mumford ooit heeft geschreven.

Wie Babel voor het eerst aan een luisterbeurt onderwerpt zal misschien het idee hebben steeds naar dezelfde nummers aan het luisteren te zijn. De plaat heeft echter meerdere luisterbeurten nodig om de nuances te kunnen onderscheiden, deze zijn minder prominent aanwezig als op de voorganger. Babel knalt aan één stuk door, met een paar adempauzes. Wie zat te wachten op “Sigh No More – deel 2” zal veel plezier beleven aan dit nieuwe album. De vraag is alleen hoe lang deze ‘formule’ nog houdbaar is – sommige nummers zijn zwaar inwisselbaar en de teksten zijn er niet beter op geworden. Er staan echter ook een aantal (vrijwel gegarandeerde) prijsnummers op Babel, de band heeft het grootser aangepakt: veel van de nummers zijn zo voor te stellen op een grote festivalweide met een meezingend en –klappend publiek. De critici zullen ongetwijfeld de mond worden gesnoerd, want een ‘winnende’ band heeft altijd gelijk, nietwaar? En hoe lang Mumford & Sons blijft winnen zal van de luisteraar afhangen. Maar dankzij Babel zal er nog een hele tijd banjo op de Nederlandse radio te horen zijn – wie had dat pakweg 5 jaar geleden kunnen voorspellen?

woensdag 19 september 2012

[review] Grizzly Bear - Shields

Het is alweer drie jaar geleden dat de New Yorkers van Grizzly Bear grote successen boekten met het album Veckatimest. In de tussentijd heeft de band niet stilgezeten: bassist Chris Taylor kwam met soloproject CANT terwijl gitarist/ zanger Daniel Rossen eerder dit jaar de prachtige EP Silent Hour/ Golden Mile uitbracht. De verwachtingen voor het nieuwe volwaardige bandalbum waren dan ook hooggespannen.

Sleeping Ute is een sterke opener met fraaie - eerst licht psychedelische – gitaren met na circa 3 minuten een omslag: ander geluid, ander ritme en daardoor ook een andere sfeer. Het snerpende “I can’t help myself” van Daniel Rossen snijdt dwars door de ziel en de toon is gezet.

Speak in Rounds doet qua sfeer denken aan Southern Point van Veckatimest, maar verder houdt daar de vergelijking op. De haast tegendraadse drums vormen de hartslag en in combinatie met de schitterende vocalen van Ed Droste en Daniel Rossen maakt dit één van de hoogtepunten van de plaat. Het klinkt toegankelijk, maar toch is er grote mate van complexiteit – iets wat van toepassing is voor de hele plaat. Het nummer gaat naadloos over in Adelma, een spookachtig intermezzo waarin de jazzy Grizzly Bear even om de hoek komt kijken.

Yet Again was samen met Sleeping Ute al geruime tijd voor de officiële release te vinden op het web, en is wellicht het meest radio-vriendelijke nummer op de plaat. Alles wat Grizzly Bear maakt tot wat het is, is hier aanwezig: galmende vocalen, de typerende gitaarstijl van Daniel Rossen en harmonieuze samenzang. Maar aan het einde komt ook de grillige Grizzly Bear tevoorschijn: een muur van geluid die je, zeker bij een eerste luisterbeurt, compleet van de sokken blaast.

In hetzelfde straatje past A Simple Answer: wederom toegankelijk, met een fantastische samenzang aan het einde. Dit zou een prima volgende single zijn, vanwege de swingende piano en stuwende drums.

Tussen het ‘geweld’ van Yet Again en A Simple Answer zit het pareltje The Hunt verborgen, wat niet alleen tekstueel maar vooral ook vocaal erg indrukwekkend is. Ed Droste haalt hier het beste uit zichzelf en doet qua zang enigszins aan Thom Yorke denken – niet de minste vergelijking. Qua vocalen is dit een zeer interessante plaat, Droste laat meerdere kanten van zijn vocale capaciteiten zien - er staat in vergelijking met Veckatimest minder galm op de zang.

And I want to hide it all away
Taking back all of those silly things I used to say
And I‘ll give you all of my time
Because I’m foolish and never know how to resign
Another back and forth turn around
It makes no sense but it feels good anyhow
And I‘ll leave it all as it should be
Where you are you and I stay me

Het is niet enkel toegankelijkheid dat de klok slaat op Shields. What’s Wrong is een wat moeilijker te doorgronden stuk wat meerdere luisterbeurten nodig heeft. Het doet qua stijl sterk denken aan Yellow House, wat niet het makkelijkste Grizzly Bear album is – maar volgens velen juist daarom het beste. Wat opvalt is de speelse, jazzy drums van Christopher Bear, die zich op dit album goed heeft kunnen uitleven.

Het contrast met Gun- Shy is groot: een poppy nummer, met een wisselwerking tussen de 2 zangers. Qua sfeer doet het wel wat denken aan Destroyer’s Kaputt (uit 2011), mede door de toegevoegde geluidjes en effecten. Half Gate valt op door de drumpartij, die de spanning goed weet op te bouwen en de climax is om te smullen. Sluitstuk Sun in your Eyesonthult pas na enkele luisterbeurten haar schoonheid: een subliem opgebouwd lied vol kleine details en wendingen- inclusief een haast euforisch slot. Een complexiteit die tijd nodig heeft,en daardoor ook het nummer dat het dichtst bij Yellow House staat.

Grizzly Bear zet met Shields de volgende stap in zijn ontwikkeling: de plaat is een mix van Yellow House en Veckatimest. De band combineert jazzy, psychedelische elementen met een loepzuivere productie en harmonieuze samenzang. Dit maakt Shields tot een vrij toegankelijke maar vooral uiterst samenhangende plaat die bij elke luisterbeurt meer van haar geheimen zal prijsgeven.